Volgens onze routebouwer Rob wordt etappe 3 een relatieve rustdag. Geen knisperend gravel, maar alleen asfalt. Minder kans op lekke banden en meer vertoeven in de bewoonde wereld. Wat hij even vergat is dat we 2 buitencategorie cols aandoen, naar bijna 2800 meter gaan en in totaal weer de 3000 hm aan gaan tikken als het mee zit. Rustdag ? Dacht het niet !

Het goede nieuws van vandaag is dat het wederom voortreffelijk weer is en er een mogelijkheid is dat Roy en Bas ons een deel van de route vergezellen. Als ze tenminste zin hebben om met de auto over de Col de Vars te rijden. Deze dag staan er twee stevige klassieke cols op het programma: de Col d’Izoard en de Col Agnel. De twee klimmen zijn erg vergelijkbaar: rond de 20 km en een gemiddeld stijgingspercentage van rond de 6%. Af en toe wordt de 10% aangetikt. Omdat de Frans-Italiaanse grens op de Col Agnel ligt, heeft deze berg ook een Italiaanse naam, te weten Colle dell’Agnello. Het is tevens met 2.744 m het hoogste punt van deze tocht en dus zeult Rob naast zijn bagage een flesje topchampagne mee omhoog.

De historische Col d’Izoard is een Tour de France-klassieker waarvan de wielerliefhebbers vast hebben gehoord. Het begint eigenlijk al meteen na het verlaten van Briançon en het is zaak om je ritme te vinden. Na zo’n 4 km vlakt de klim even af en heb je zelfs even het gevoel dat de weg naar beneden loopt. Als het gehucht Le Laus is gepasseerd is het met de rust gedaan. Een paar zeer steile kilometers door het bos met een aantal zeer smalle passages waar touringcars bijna de bochten niet kunnen halen langs de rotsen. De laatste 2 kilometers zijn de bomen verdwenen en is het een grote open vlakte. Vergeleken met gisteren rijdt het asfalt redelijk gemakkelijk omhoog al is de klim best aan de lange kant. Maar op de top staan Roy en Bas ons al op te wachten en zit deel 1 van vandaag er al weer op. De afdaling aan de zuidkant van de klim is mooier en met name het Casse Deserte is indrukwekkend. Het is ruig en ongerept. Op 2 km onder de top staat een monument ter ere van de Fransman Lousion Bobet en de Italiaan Fausto Coppi.

De tweede col van deze dag, de Col Agnel of Colle Dell’Agnello (‘col van het lam’), is waarschijnlijk minder bekend. De klim begint op ongeveer 1.400m en wint 1.350m aan hoogte. Op 2.744m is het hoogste punt van de route Turijn-Nice en er kan al in de eerste helft van september sneeuw vallen. Het is één van de vele grensovergangen tijdens deze rit, die gemarkeerd wordt door de steen op de col. Het is de hoogste grensovergang van Europa en de op drie na hoogste Alpenpas. Roy en Bas zijn lekker op hun wegfiets zonder bagage en dus rijden zij naar de tussenstop halverwege de klim hun eigen tempo. Martin heeft nog niet geroepen dat we nog geen enkele keer zijn lekgereden of hij staat met een platte achterband. Rob besluit hem op te wachten en ik rij al een paar bochten verder dus in volledige eenzaamheid rij ik de laatste kilometers naar het hoogste punt van de rally.

Bovenop ontkurken we na het afscheid van Roy en Bas de champagne en sturen de drone nog even de lucht in voor wat mooie plaatsjes. En vervolgens duiken we de wolken in naar beneden. Het zwaarste is geleden want wat nu rest is een afdaling van zo’n 40 kilometer. En dat komt goed uit want de 2 cols hebben hun sloperswerk gedaan. Bij Pontechianale passeren we nog een prachtig stuwmeer en na een relatief kort dagje op de fiets (5,5 uur) arriveren we in Frassino bij ons verblijf voor de nacht deze keer: Locanda Spada Royale. Bekend om haar locale culinaire hoogstandjes en heerlijke nachtrustlucht. Op naar dag 4…