Vandaag begint na een heerlijk ontbijt gelijk vanuit het vertrek vanuit Frassino de klim naar de Col de Sampeyre. Een onbekende klim maar man wat een vuurwerk weer gelijk. Tot de col loopt er een smalle asfaltweg om uit te komen op de bergkam. De weg loopt eerst door een fraaie groene en bosrijke omgeving. Het ziet er misschien lieflijk uit, maar de percentages in de eerste vier kilometers schudden de benen gelijk goed wakker op deze 4e dag. De begroeiing wordt echter steeds dunner en gaat over van loofbomen onderin naar naaldbomen meer bovenin. Ook de naaldbomen nemen in aantal af en op het laatst fiets je boven de 2.000m door een alpien weidelandschap met hier en daar wat rotsen. Op 2.283m wordt de top bereikt en is er als beloning weer een mooi uitzicht. Alles bij elkaar tegen de 16 km klimmen met een gemiddeld stijgingspercentage van 8,4%. De eerst kilometers zijn het pittigst en gaat de weg daarna met een gelijkmatig percentage van 9% door tot de top. Het lijkt wel militaire precisie. Nog een geluk dat het geen gravelweg omhoog is.

Bovenop genieten we van het zonnetje dat wederom heerlijk schijnt en verwissel ik mijn buitenband waar een enorme scheur in zit. Op de Colle di Sampeyre, waar meerdere gravelwegen samenkomen, gaat het vanuit de weg van de klim gezien, scherp naar links het gravel van de Strada dei Cannoni op. Je kunt wel raden waarom die weg  zo heet. Deze militaire weg is gebouwd in 1744 door Ignazio Bertola en ligt in de provincie Cuneo in noordwest  Italië. De militaire weg vormt de verbinding tussen de forten in Val Stura en Val Maira.

De weg volgt de bergkam van west naar oost en loopt vanaf de Colle di Sampeyre over een lengte van circa 33 km af naar een hoogte van 900m. Onderweg komen we langs de onbeduidende Colle Birrone. De Strada dei Cannoni is op bepaalde plekken ruiger dan de meeste andere off-road wegen van Turijn-Nice. De ondergrond is los en behoorlijk stenig en we rijden dan ook 3 keer lek binnen 15 minuten. Als dat zo doorgaat hebben we straks geen binnenbanden meer over. Gelukkig blijft het hierbij. Verder is de weg echt prachtig gelegen en we rijden regelmatig boven het wolkendek. Aan het einde van de strada wordt de weg weer wat meer begaanbaar en Martin en ik scheuren er even lekker op los als waren we op de Veluwe.

Op circa 39 km vanaf de start passeren we nog de Colle della Ciabra met een hoogte van 1.690m. Hier eindigt na 20 km het gravel en komen we weer op een smalle asfaltweg door het bos die uiteindelijk bij kilometer 55 uitkomt in Dronero. De Strada dei Canonni is op zaterdag en zondag gesloten voor voertuigen. En dat blijkt ook wel want we komen nauwelijks motoren en auto’s tegen; ook geen fietsers trouwens.

Wat volgt is een zeer technische en niet ongevaarlijke afdaling door het bos. Steile, zanderige haarspeldbochten worden afgewisseld met zanderige stukken weg vol met kuilen. Het is ondertussen bewolkt geworden en we hebben onze jasjes aangetrokken. Alles bij elkaar duurt de afdaling 15 kilometer maar echt uitgerust komen we niet aan beneden. We passeren het dorpje Dronero en volgens Rob hoeven we alleen nog maar een weg met vals plat naar Marmora de Preit toe voor de volgende overnachting. Omdat het al donker wordt en we nog 40 kilometer moeten, gaat Rob alvast vooruit om te melden dat we eraan komen. Martin en ik volgen de 30 kilometer lange weg die zich prachtig omhoog baant tussen de steeds smaller wordende rotsen. Op 8 kilometer moeten we bij Ponte Marmora afslaan en we drinken wat bij het cafe om de hoek. We zijn er bijna.

Dachten we…. We zijn nog niet linksaf geslagen of de weg loopt al vervaarlijk omhoog. We rijden door tunnels en over bruggen en het wordt alsmaar steiler. De percentages komen met gemak boven de 15% op sommige stukken en we vervloeken Rob. Uiteindelijk bereiken we met onze laatste krachten ons onderkomen waar Rob net voor ons is gearriveerd. Het blijkt dat zelfs hij even van de fietst moest (wij niet trouwens) en geeft toe dat het roadbook deze klim even over het hoofd had gezien.

Uiteindelijk staat de teller van deze dag op bijna 3000 hoogtemeters maar gelukkig kunnen we gelijk aan het diner. De heerlijke plaatselijke gerechten brengen ons weer een beetje tot leven en we slepen ons naar boven om uit te rusten voor de volgende dag.